De Fryske Wâlden zijn ontstaan tijdens de voorlaatste IJstijd. Gletsjers lieten een laag keileem achter die naar het noordwesten afloopt. Tijdens de laatste IJstijd werd daarop dekzand afgezet. Tussen verschillende keileemvlakten liggen smeltwaterdalen. Nadat de zeespiegel begon te stijgen kon die tot in de dalen doordringen. Rond het hoge plateau werden kwelders gevormd. De hogere delen van de Fryske Wâlden bleven daar net bovenuit steken, echter kon het water niet goed meer afstromen. Het landschap verdronk en verdween vrijwel geheel onder een laag veen. Nadat de mens in de middeleeuwen het gebied ging bewonen, begonnen de drooggelegde veenlagen te oxideren en kwam het zand weer tevoorschijn.
In de smeltwaterdalen tussen de plateaus werd hier en daar kleinschalig verveend voor eigen gebruik. In het zuidoosten bleven hoogvenen liggen. Van de 17e tot in de 19e eeuw werden die grootschalig afgegraven voor de turf.
De verschillende delen van de Wâlden
1) Trynwâlden: De meest westelijke dekzandrug steekt maar een klein stukje boven de klei en het veen uit. Hier liggen de dorpen Aldtsjerk, Oentsjerk, Gytsjerk en Ryptsjerk. Tussen de rug en de rest van de Wâlden ligt een breed open veenweidegebied. Tot in de 18e eeuw liep de enige route van Ljouwert naar Burgum slingerend over de dorpen van de Trynwâlden en Hurdegaryp.
2 en 3) Ten westen van de meren: Dit deel bestaat uit nat venig gebied waarin een aantal kleinere zand- en keileemruggen liggen die naar het oosten steeds hoger worden. Op de koppen liggen de dorpen of buurtschappen. Bij Burgum, waar de zandgrond aaneengesloten wordt, begint het Nationaal landschap. Het bebied wordt in tweeën gedeeld door een oud beekdal. Hierdoor loopt tegenwoordig het Prinses Margrietkanaal
4) Dokkumer Wâlden: De Dokkumer Wâlden zijn ontgonnen vanuit de kwelder van Oostergo over een oost-west lopende keileemrug die de ontginningsas vormt. Op de ontginningsas ontstond in de middeleeuwen bewoning. In 1971 zijn Akkerwoude, Murmerwoude en Dantumawoude gefuseerd tot Damwoude. Wâlterswâld en Driezum zijn zelfstandig gebleven. De verkaveling loopt van noord naar zuid in lange smalle stroken.
5) Kollumersweach, Twizel en Jistrum: De keileemvlakte werd in het zuidoosten begrensd door de Âlde Ryd, een voormalige getijdegeul. Waarschijnlijk is Twizel ontstaan aan de Âlde Ryd en later verplaatst naar hogere grond. De verkaveling loopt parallel vanuit de geul over Twizel naar het noordwesten. De verkaveling in het noorden loopt haaks op de Foarwei door de Westereen, Kollumerswaech en Feanklooster. In het noordwesten ligt een oud beekdal met vochtige hooilanden. Het is niet duidelijk waar het startpunt van de verkaveling ligt. Waar noord en zuid samenkomen loopt een rechte lijn door het landschap: de Swadde, een middeleeuwse grenssloot tussen het Bisdom Munster in het zuiden en het Bisdom Utrecht in het noorden. Interessant is ook het esdorp Jistrum aan de zuidrand van het plateau.
6) Eastermar, Heechsân, Stynsgea en Surhuzum: Rond Heechsân ligt een aantrekkelijk oud landschap. De houtwallen liggen hier kriskras in verschillende richtingen en er zijn oude kronkelende zandpaden. Waarschijnlijk is dit het oudste deel.
7) Surhuzumer venen: In dit deel van de Wâlden lagen uitgestrekte hoogvenen. Ook het huidige meer de Leien was een veengebied. In de 16e eeuw begon de turfgraverij waarbij plaatsen als Surhústerfean, Drachten en Rottefalle ontstonden, ook de Leien is een gevolg van de turfgraverij. Drachtster Kompenije is in de 18e eeuw gesticht als veenkololnie. In het landschap liggen nog vaarten en wijken waarvan de oevers nu zijn begroeid met bomen. Na de verveningen bleef een schraal heidelandschap achter waar uit een verzameling armoedige plaggenhutten de heidedorpen Houtigehage en Boelensloane zijn ontstaan.
Hoogtekaart van Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) - Laag: AHN4 DTM - Blauw / Groen/ Oranje (dynamische opmaak)