|
Ontginning van het Zandlandschap:Zichtbare geschiedenisDe basis voor het huidige keileem en zandlandschap is gelegd in de laatste twee IJstijden, het Saalien en Weichselien. Na het Weichselien werd het warmer en begon de zeespiegel te stijgen, het landschap werd natter en er ontstonden uitgestekte hoogvenen. Grote delen van het landschap werden bedekt, slechts enkele hogere zandkoppen staken nog boven het veen uit. Door ontginning en turfwinning is vrijwel al het hoogveen verdwenen tot op het zand. Daarom is er nu weer sprake van een zandlandschap. |
|
↑ WoudontginningAan het begin van de Middeleeuwen was het zandlandschap nog bedekt met hoogvenen en bossen. Slechts via beken en beekdalen kon men het gebied in komen. Zo begonnen ook de eerste ontginningen. Vanuit een beek groef men parallelle sloten het veen in om het droog te leggen. Door inklinking kreeg men na verloop van tijd te maken met wateroverlast. Binnen het eigen kavel werden boerderijen naar hogere grond verplaatst. Zo ontstonden langgerekte kavels waarin de boerderijen in een lijn haaks op de verkaveling langs een weg of pad kwamen te liggen. Soms was het nodig een dorp meerdere malen te verplaatsen tot men een drogere zandrug had bereikt. |
|
↑ Droge turfwinning
|
|
↑ HeideontginningNadat het hoogveen in de 19e eeuw grotendeels was afgegraven en landbouwgrond langzaam uitgeput raakte, ontstonden er uitgestrekte heidevelden. Voormalige veenarbeiders leefden er in bittere armoede, vaak had men niet meer dan een eenvoudige hut van plaggen. Aan het begin van de 20e eeuw kwam daarin verbetering dankzij de Woningwet van 1901. De uitvinding van kunstmest maakte het mogelijk de schrale grond vruchtbaar te maken. Grote delen van de heide konden planmatig worden ontgonnen door werklozen in werkverschaffingsprojecten. |
|
↑ Top |