|
De groei van Harlingen
In de late middeleeuwen liepen belangrijke handelsroutes over de Zuiderzee. Het vissers- en handelsbuurtje bij Almenum lag gunstig en kon zich goed ontwikkelen. Al snel werd het een nederzetting met een flinke omvang. De monding van de Ried, de belangrijke vaarverbinding met het achterland, verzandde en raakte afgesloten door de aangroeiende kwelderwal langs de Zuiderzee. Er werd een aftakking naar Harlingen gegraven (1220), het belang van de plaats nam hierdoor verder toe. In 1228 is de eerste vermelding van Harlingen als de Bisschop van Utrecht op weg naar Groningen "Herlinge" bezoekt. Vanaf 1311 komt de plaats voor in Engelse handelsregisters als "Harlingen".
Wanneer Harlingen stadsrechten heeft gekregen is onzeker. Meestal wordt het jaar 1234 vermeld maar de bron waaruit die datum naar voren komt is niet betrouwbaar. Ten oosten van Harlingen werd in 1158 het klooster Lundingakerke gesticht. De kloosterlingen namen het voortouw bij de aanleg van dijken, sluizen, vaarten en de verkaveling van het gebied. In 1456 werd de vaarverbinding naar Franeker geslat en voorzien van een beschoeiïng. Hoe het vaarwater achter Lundingakerke liep is niet duidelijk. |